Het gedrag van Scholeksters die in het binnenland broeden
In het kader van het onderzoeksproject CHIRP werden een groot aantal Scholeksters van een UvA-BiTS GPS zender voorzien om de reactie op verstoring van vliegtuigen te meten in het overwinteringsgebied. Marije Faas analyseerde het gedrag van 14 individuen die in het binnenland bleken te broeden.
Om goed te kunnen meten hoe overwinterende Scholeksters op verstoring door vliegtuigen reageren zijn een groot aantal Scholeksters ’s winters op de Vliehors gevangen en van een UvA-BiTS GPS zender voorzien. De met de zenders verzamelde gegevens zijn na het onderzoek openbaar en beschikbaar gemaakt https://zookeys.pensoft.net/article/90623/. Een deel van deze vogels bleek in het binnenland van Nederland en Duitsland te broeden. Marije Faas analyseerde het gedrag van deze vogels in de broedtijd en schreef er een master thesis over. Hier een samenvatting van de belangrijkste resultaten:
De door de zenders verzamelde gegevens konden alleen uitgelezen worden als de vogels weer teruggekeerd waren naar het overwinteringsgebied en zich in de buurt van de ontvangststations aldaar ophielden. Scholeksters zijn zeer plaatstrouw, zowel in het broedgebied als in het overwinteringsgebied, dus de kans was groot dat de zenders van teruggekeerde vogels konden worden uitgelezen. Het betekende wel dat de analyse van de zendergegevens uit de broedtijd noopten tot een vorm van detective werk, waarbij alleen algemene kennis over het gedrag van de Scholeksters kon worden gebruikt. Van 14 individuen waren voor een of meer jaren goede gegevens beschikbaar (Figuur 1).
Marije ontwikkelde een clustering techniek om onderscheid te maken tussen de verschillende typen gebieden die door de broedvogels werden gebruikt. Het allerbelangrijkste is natuurlijk het broedterritorium, dat samen met de partner verdedigd wordt. Daarnaast spenderen de vogels na aankomst uit het overwinteringsgebied veel tijd op de soos. De Scholeksters zitten dan in een groep, bijna altijd aan de rand van water. Vaak wordt hier gerust en geslapen, maar er zijn ook regelmatig agressieve en seksuele interacties. Vermoedelijk zijn sozen belangrijke ontmoetingsplekken om te achterhalen wie in welke conditie de winter heeft overleefd en wie niet, en waar kansen liggen op een betere partner en/of beter territorium. Maar als de eigen partner de winter niet heeft overleefd, moet er juist snel een nieuwe partner gevonden worden, want alleen man en vrouw samen kunnen een goed territorium effectief verdedigen. Naar schatting 5-10% van de Scholeksters overleeft de winter niet en als beide partners de winter overleven is er in gemiddeld 10% van de gevallen sprake van echtscheiding. Dat kun je natuurlijk allemaal niet achterhalen met die zendergegevens, maar waar en wanneer de vogels op een soos zitten wel. Tot slot kunnen de vogels uitstapjes maken naar omliggende gebieden als ze te weinig voedsel kunnen vinden in het territorium. In Figuur 2 is het resultaat van deze cluster analyse weergegeven voor BLB-OTB2 in 2019 en 2020.
Zoals verwacht worden sozen vooral aan het begin van het seizoen bezocht, en soms weer wat meer aan het einde van het seizoen. Interessant is dat de meeste individuen ’s avonds aanwezig zijn, maar niet ’s nachts blijven (Figuur 3). Een paar individuen lijken de soos helemaal niet te bezoeken. Die hebben misschien bij aankomst hun partner in goede gezondheid in het territorium aangetroffen, zodat ze zich volledig kunnen richten op samen het territorium verdedigen.
Het broedseizoen draait natuurlijk om eieren leggen en zorgen dat die eieren niet worden opgegeten, wat altijd lastig is voor een grondbroeder als de Scholekster. En als dat toch lukt, dan moeten de kuikens gevoerd en verdedigd worden tot ze goed kunnen vliegen en al een beetje voor zichzelf kunnen zorgen.
Dankzij de grote nauwkeurigheid van de GPS kan de nestlocatie bepaald worden: de vogel is dan heel vaak op dezelfde plek. En als de nestlocatie eenmaal is bepaald kan vastgesteld worden hoeveel dagen achtereen gebroed wordt en ook hoeveel tijd per dag. Wat het laatste betreft: beide ouders broeden en verdedigen het nest, dus bij een eerlijke taakverdeling is de dagelijkse broedtijd ongeveer 50%. Wat het eerste betreft: er is een kleine maand nodig om de eieren uit te broeden, dus als de broedtijd veel korter is, dan is het nest vrijwel zeker mislukt. Dat lijkt het geval met de twee nesten van BLB-OTBP in 2019 (Figuur 4).
Scholeksters zijn nestvlieders, dus de jongen blijven meestal maar kort in het nest. Als de vastgestelde broedtijd overeenkomt met de verwachte uitkomstdatum, dan is het dus zeer waarschijnlijk dat het nest is uitgekomen. In vier gevallen werden veel langere periodes vastgesteld. Dat bleken steeds vogels die op een plat dak broedden, zodat de jongen op het dak moesten blijven en niet overal in het territorium konden lopen.
Van de 14 onderzochte vogels was er eentje die niet tot broeden kwam. Van de 24 nesten kwamen er waarschijnlijk 19 uit – een hoge uitkomstkans van 79%.
Het broedseizoen kan voor elke vogel in drie stukken worden verdeeld: (1) de vogels komen aan en spenderen vaak veel tijd op de soos en in foerageergebieden in de omgeving, (2) in de echte broedtijd zijn de vogels bijna alleen in het broedterritorium, (3) aan het einde van het broedseizoen zijn de vogels weer vaker op de soos en in foerageergebieden in de omgeving te vinden. De enorme variatie tussen individuen is zeer opvallend (Figuur 5). De vroegste vogels arriveren in de tweede week van februari, terwijl er ook individuen zijn die pas in de tweede helft van april arriveren. De eerste Scholeksters vertrekken alweer half juni, terwijl de laatste Scholeksters meer dan een maand later vertrekken.
Bij vogelsoorten die maar één broedsel per jaar kunnen grootbrengen is het altijd zo dat vroege vogels meer kans hebben succesvol jongen groot te brengen dan de late individuen. Dat is ook zo bij de Scholekster. Gemiddeld duurt het 43 dagen na aankomst voordat er op een nest wordt gebroed en een vroege aankomst gaat gepaard met een vroege eileg (Figuur 6).
Of de vroege vogels ook meer succes hadden is zonder directe observaties niet met zekerheid vast te stellen, maar een verdere analyse van de zendergegevens zou nog wel aanwijzingen kunnen geven. Na het uitkomen van het nest duurt het nog ongeveer een maand tot de kuikens kunnen vliegen, maar dan moeten de kuikens nog zeker minstens weken gevoerd worden voordat de ouders ze kunnen verlaten. Als de ouders dus binnen 6 weken na het uitkomen het broedgebied verlaten, dan is de broedpoging vrijwel zeker mislukt.
Het is dus zeker mogelijk om verder te bouwen op deze mooie en degelijke eerste analyse van de gezenderde binnenlandbroeders door Marije Faas. Zo hebben de UvA-BiTS zenders niet alleen een GPS, maar ook een accelerometer en daarmee kunnen een aantal gedragingen worden onderscheiden: vliegen, poetsen, foerageren (en lopen), staan en zitten. Aan elke positie is dus ook en gedrag verbonden.
Laatste nieuws
08-12-2024
Scholeksters wennen aan verstoring
04-11-2024
Aanmelden Scholeksterweekend 31 januari – 2 februari 2025
04-07-2024
Scholekster weekend #14 in 2025
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Onze nieuwsbrief verschijnt 4x per jaar