08-07-2025

Schol­ek­sters in Rap­port Wij & Wad­vo­gels broed­sei­zoen 2024

De voortgangsrapportage van het project Wij & Wadvogels over het broedseizoen 2024 is beschikbaar. Het hoofdstuk over de Scholekster hebben we omgevormd tot nieuwsbericht op de Scholekster website.

Bericht delen:

In het project Wij&Wadvogels worden in de periode 2020-2026 fysieke maatregelen uitgevoerd voor broedvogels en niet-broedvogels in het Waddengebied, zoals aanleg en inrichting van nieuwe locaties en/of versneld herstel van bestaande locaties. Door monitoring van deze locaties en speciaal opgezette verdiepende studies aan specifieke soorten (Visdief, Kluut, Bontbekplevier, Strandplevier en Scholekster), kan na verloop van tijd het succes ervan worden beschreven en hypothesen over slaag- en faalfactoren nader worden onderzocht. Dit rapport (zie kaft bovenaan dit nieuwsbericht) geeft een overzicht van de activiteiten en resultaten van het project Wij & Wadvogels voor het broedseizoen 2024. Het volledige rapport is hier te downloaden https://stats.sovon.nl/pub/publicatie/22424.

In dit nieuwsbericht zijn de tekst en de figuren uit het hoofdstuk over de Scholekster gekopieerd. [Soms is de tekst aangevuld met aanvullend commentaar (cursief en tussen vierkante haken)].

Scholeksters hebben een zeer divers broedhabitat en zijn daardoor langs de kust, in agrarisch gebied en in steden te vinden. Buiten het broedseizoen is de Waddenzee echter verreweg het belangrijkste gebied, op afstand gevolgd door de Delta (Figuur 1). [Dat er in de figuur al zoveel Scholeksters in het binnenland zijn heeft vast te maken met het feit dat februari nog tot de winter wordt gerekend, maar dan beginnen de Scholeksters al terug te keren naar de binnenlandse broedgebieden]. Rond de jaren 90 van de vorige eeuw piekte het aantal broedvo­gels in Nederland rond de 110.000 paar (Goss-Custard et al. 1996, van de Pol et al. 2014). Sindsdien zijn de aantallen sterk afgenomen door diverse oorzaken. Zo nam in de Waddenzee en de Zeeuwse Delta de voed­selbeschikbaarheid af (Verhulst et al. 2004)[In de evaluatie van de mechanische schelpdiervisserij wordt aannemelijk gemaakt dat het verdwijnen van de droogvallende mosselbanken door overbevissing een beduidend grotere rol speelde in de afname van het voedselaanbod dan de mechanische kokkelvisserij https://www.wur.nl/nl/publicatie-details.htm?publicationId=41a60775-09a9-4c13-9b51-44c38763521c]. Door het belang van deze gebieden als overwinteringslocatie, had dit niet alleen effect op de kustbroedvogels maar op de gehele Nederlandse populatie. Daarnaast spelen er ook in het broedseizoen verschillende factoren een rol bij de afname, zoals intensifiëring van de landbouw en de toename van grondpredatoren. Een recente ontwik­keling is dat een steeds groter deel van de broedpopu­latie in steden broedt. In 2009 ging het om 4% van de populatie, in 2023 wordt het op maximaal 20% geschat (Wortel et al. 2024).

Figuur 1. Verspreiding van Scholeksters buiten het broedseizoen.

Figuur 2. Het aantal gekleurringde individuen per kalenderjaar in heel Nederland. Voor de habitat indeling is dezelfde methode als in Duijns et al. 2022 gehanteerd.

In 1983 werd er gestart met kleurringonderzoek aan de broedpopulatie Scholeksters. Hierbij lag de focus lange tijd op de kustgebieden, met name Schiermonnikoog. Vanaf 2008, het eerste “Jaar van de Scholekster” (Ens et al. 2009), werd het aantal ringlocaties echter flink uitgebreid met ook veel agrarische en stedelijke gebieden (Figuur 2). Hierdoor ontstaat er een com­pleter beeld van de Nederlandse Scholeksterpopulatie en de link tussen broedgebied en overwinteringsgebied. Op basis van de ringgevens blijken de vogels uit noord Nederland vrijwel uitsluitend in de Waddenzee te over­winteren en die uit zuid Nederland in de Delta en soms in Engeland (Ens et al. 2019). Tegelijkertijd laten de aflezingen in de Waddenzee ook zien dat Scholeksters uit landen als Duitsland, Polen, Denemarken en Noorwegen hier overwinteren (https://vogeltrekatlas.nl/).

Binnen Wij&Wadvogels wordt er samengewerkt met Stichting Onderzoek Scholekster (SOS) en Delta Milieu Projecten (DMP), om mede met behulp van vrijwilli­gers meer inzicht te krijgen in de populatiedynamiek en knelpunten voor de Scholekster in Nederland. Mede dankzij vele vrijwillige ringers worden er de laatste jaren 750 tot 1.000 Scholeksters per jaar geringd, waar­onder veel jongen. Dit ringwerk door vrijwilligers vindt uitsluitend in broedgebieden plaats. Naast deze grote ringinspanning worden Scholeksters ook veel afge­lezen, niet alleen in het broedgebied maar zeker ook wanneer de grote groepen Scholeksters overwinteren in de Waddenzee en de Delta. Wel is er een duide­lijk seizoenspatroon te zien in het aantal aflezingen, waarbij de piek aan het begin van het broedseizoen ligt (Figuur 3). Dit is de periode waarin vogels hun territorium weer opzoeken en waarbij er dan ook goed gevolgd wordt welke vogels allemaal terugkeren [Wat ook helpt is dat de terugkerende Scholeksters zich eerst op sozen verzamelen, waar veel Scholeksters tegelijk kunnen worden afgelezen, en het gras nog kort is, wat helpt bij het aflezen]. In de loop van het broedseizoen neemt vervolgens het aantal waargenomen individuen (dat ingevoerd wordt) lang­zaam af. Eind van het jaar, als alle Scholeksters op de overwinteringsplekken zitten, is het aantal aflezingen het laagst.

Gezien het enorme belang van de Waddenzee voor de Scholekster in de winter, is het van belang om meer inzicht in de winterpopulatie van de Waddenzee te krij­gen. Daarop is besloten binnen Wij&Wadvogels om ook in het winterseizoen Scholeksters te kleurringen. Op deze manier krijgen we een beter beeld van de overle­ving van deze vogels, juist ook als deze op plekken broe­den waar geen ringgroep actief is. Daarnaast geeft dit, wanneer de vogels in hun broedgebied worden afgele­zen, meer inzicht in de herkomst van de Scholeksters die van de Waddenzee gebruik maken.

Figuur 3 Het aantal afgelezen individuen per maand in heel Nederland. De boxplots geven de mediaan van het aantal afgelezen individuen en de bijbehorende variatie in de periode 2015-2024 weer.

 

Broedsucces

Naast het kleurringwerk aan Scholeksters is er, deels in samenwerking met SOS en DMP, ook aandacht voor het broedsucces (Ens 2024). Hierbij onderscheiden we, net als bij de aantallen gekleurringde vogels in Figuur 2, drie habitat typen (kust, agrarisch en stad). Wat be­treft de kustgebieden was het broedsucces richting het Deltagebied (bij Europoort en Forteiland IJmuiden) in 2024 redelijk. Op Neeltje Jans en de Maasvlakte was het broedsucces te laag voor een stabiele popula­tie, maar bij Europoort en Forteiland IJmuiden was het broedsucces ruim voldoende (Figuur 4). In het Waddengebied hadden de onderzochte buitendijkse broedpopulaties allemaal een zeer slecht broedsucces. Op Schiermonnikoog was in 2024, net als voorgaande jaren, een groot verschil tussen de polder (agrarisch gebied) en de kwelder te zien, waarbij de poldervogels het veel beter doen.

Figuur 4. Broedsucces van Scholeksters op diverse locaties. De stippellijn geeft het benodigde broedsucces voor een stabiele populatie weer (0,35 jong per paar).

In agrarisch gebied werd er in 2024 op alle Waddeneilanden behalve Vlieland het broedsucces gemeten. Op Texel en Terschelling was het aantal vliegvlugge jongen te laag voor een stabiele populatie (Figuur 4). Ondanks dat er op de eilanden geen vossen rondlopen, zijn er wel andere grondpredatoren zoals katten en egels die voor verlies van nesten of kuikens zorgen [Er is ook veel predatie door meeuwen, kraaien, kiekendieven en Buizerds]. De Scholeksters die op Terschelling gebruik maakten van broedpalen hadden een beter broedsucces dan de andere paartjes, namelijk 0,41 jong per paar in plaats van 0,18. Naast de broedpaal zelf spelen hier mogelijk ook de niet gemaaide “kuikenstroken” een rol waarin de jongen zich kunnen verschuilen. Hoewel het broed­succes voor deze paartjes dus aanzienlijk hoger was, is het effect op populatieniveau zeer beperkt doordat het om slecht 17 broedpaar (op 21 palen) gaat op een totale populatie van 365 broedpaar. Op Ameland en Schiermonnikoog was het broedsucces in de polders redelijk, ondanks dat er bijvoorbeeld op Ameland pre­datie door bruine ratten werd waargenomen.

Binnen het “agrarisch gebied” is Vechter- en Oudwulverbroek bij Utrecht een opvallende locatie. Dit dat groene dakbedekking kweekt. Dit laatste trekt naast Scholeksters ook Kievit en Kleine Plevier aan. De Scholekster populatie die hier gevolgd wordt is met 17 paar vrij klein, maar het broedsucces was hier wel zeer goed met 0,88 jong per paar.

Via “Scholekster op het dak” zijn er ook in 2024 weer gegevens verzameld over Scholeksters die in steden broeden. Dit heeft echter (nog) geen informatie over het broedsucces in 2024 opgeleverd, omdat de sub­sidie uit Wij & Wadvogels voor 2024 niet voldoende was om berekeningen aan het broedsucces te doen. In 2023 kon er op basis van de data wel een broedsucces geschat worden, dat kwam toen op 1,3 jong per paar waarmee stedelijke Scholeksters het erg goed lijken te doen. Wat dat betreft was het broedsucces in 2024 in Assen, de enige langlopende intensieve populatiestu­die in stedelijk gebied, aan de lage kant met 0,34 jong per paar. Dit kwam met name doordat er veel verlies optrad in de eifase, in de jongenfase was de overleving relatief goed. Mogelijk komt dit doordat, als gevolg van de vele neerslag, de daken soms blank stonden (Dijkstra & Dillerop 2024).

[In het kader van het project CHIRP analyseerde Magali Frauendorf alle beschikbare gegevens over broedsucces in Nederland voor de jaren 2000-2021. Ze onderscheidt daarbij zeven verschillende habitats. Alleen in stedelijk gebied brengen de Scholeksters voldoende jongen groot voor een stabiele populatie. In alle andere habitats was het succes met ongeveer 0,1 vliegvlug jong per paar veel te laag. Zie figuur 5.1 in haar dissertatie https://zenodo.org/records/6988492 ]

 

Conclusies en discussie

In tegenstelling tot de Visdieven, Kluten en ple­vieren, is voor de Scholekster de Waddenzee niet al­leen een broedgebied maar ook een zeer belang­rijk overwinteringsgebied. Het grootste deel van de Nederlandse broedpopulatie is hier ’s winters te vin­den. Veranderingen in het Waddengebied hebben dan ook niet alleen gevolgen voor de lokale broedvogels, maar ook voor de Scholeksters die in het binnenland in agrarisch gebied of in steden broeden. Dankzij het kleurringonderzoek dat, mede dankzij vele vrijwilligers jaarlijks, wordt uitgevoerd, is er een goed beeld van de link tussen broedgebieden en overwinteringsgebied. Met name de vogels uit noord Nederland overwinteren in de Waddenzee (Ens et al. 2019). Tegelijkertijd zijn er ook vele Scholeksters die in de Waddenzee overwin­teren maar zich tijdens het broedseizoen op plekken begeven waar geen ringers actief zijn. Om toch ook deze vogels in beeld te krijgen en bijvoorbeeld de overleving van de winterpopulatie beter te kunnen schatten, wordt er binnen Wij&Wadvogels gewerkt aan het kleurringen en aflezen van Scholeksters tijdens de wintermaanden.

In het broedseizoen wordt er op zoveel mogelijk loca­ties het broedsucces gemeten. De verschillen in broed­succes tussen gebieden zijn groot en de exacte oorzaak is niet altijd duidelijk. Zo is het broedsucces bij Delfzijl al jaren (zo goed als) nul en is het duidelijk dat vrijwel alle eieren snel verdwijnen. Maar onbekend is welke predator hier precies verantwoordelijk voor is. In 2025 zal er met hulp van een student in meer detail naar deze populatie gekeken gaan worden om de verliesoorzaak goed in beeld te krijgen. Ook op de andere locaties die in dit rapport worden beschreven zal in 2025 weer onderzoek gedaan worden, in veel gevallen met inzet van vrijwilligers. De meerjarige meetreeksen die op deze manier ontstaan zijn een belangrijke informatie­bron bij onderzoek aan de populatiedynamiek en bij het identificeren van knelpunten.

 

Literatuur

Ens B.J., Leeuwen M., Oosterbeek K., Nienhuis J. & Allen A. 2019. Overwinteringsgebieden van in Nederland broedende Scholeksters. Limosa. 92: 74-86.

Ens B.J. 2024. Rapportage SOS over Scholeksters voor Wij & Wadvogels fase 2 – seizoen  2024. Stichting Onderzoek Scholekster (SOS), Texel.

Goss-Custard J.D., Durell S.E.A.L.V.dit, Clarke R.T., Beintema A.J., Caldow R.W.G, Meininger P.L. & Smit C.J. 1996. Population dynamics: predicting the consequences of habitat change at the continental scale. In: Goss-Custard J.D. (ed.), The Oystercatcher: from individuals to populations, pp. 352–383. Oxford University Press, New York.

Van de Pol M., Atkinson P.W., Blew J., Duriez O.P.M., Ens B.J., Hälterlein B., Hötker H.,  Laursen K., Oosterbeek K.H., Petersen A., Thorup O., Tjørve K., Triplet P. & Yésou P. 2014. A global assessment of the conservation status of the nominate subspecies of Eurasian oystercatcher (Haematopus ostralegus ostralegus). International Wader Studies 20: 47-61

Verhulst S., Oosterbeek K., Rutten A.L. & Ens B.J. 2004. Shellfish fishery severely reduces condition and survival of oystercatchers despite creation of large marine protected areas. Ecology and Society 9: 17.

Wortel M., Van Els P., Glastra T., Kleyheeg E. 2024. Resultaten van het Jaar van de Scholekster. Sovonrapport 2024/44. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.

 

 

Bericht delen:

Laatste nieuws

21-06-2025

Scholeksters met watlas zenders op de Hoge Berg op Texel in 2025

De Scholeksters die in het Hoge Berg gebied op Texel broeden brengen al jaren veel te weinig jongen groot. Door broedvogels met watlas zenders...

25-05-2025

Wetenswaardigheden gekleurringde Scholeksters in Kardinge

Sinds 2009 worden volwassen en bijna vliegvlugge Scholeksters (Haematopus ostralegus) in en rond het Recreatiegebied Kardinge aan de noordoostrand van de stad Groningen gevangen...

18-04-2025

Jaarverslag 2024

Het jaarverslag van de Stichting Onderzoek Scholekster 2024 is beschikbaar.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Onze nieuwsbrief verschijnt 4x per jaar

Deze website maakt gebruik van cookies
Wij maken op deze website gebruik van cookies. Wij gebruiken cookies voor het bijhouden van statistieken en om jouw voorkeuren op te slaan. Door op ‘Accepteer alle cookies’ te klikken, gaat u akkoord met het gebruik van alle cookies, zoals omschreven in onze privacy- en cookieverklaring. Wilt u alleen de noodzakelijke cookies inschakelen, kies dan voor ‘Alleen noodzakelijke cookies’.